Gezond voor lichaam en geest

Wat is dat toch met de maand januari en goede voornemens? Waarom willen we massaal juist dán het roer omgooien? Dat kan toch net zo goed op 1 april? Gezien het lachwekkende karakter van die dag, lijkt me dat sowieso een geschikte datum. Want laten we wel wezen, hoeveel voornemens halen het einde van het jaar? De eerste weken zijn we nog bloedfanatiek en houden we ons keurig netjes aan de met ons zelf gemaakte afspraken. We drinken minder, zeggen braaf nee tegen stukken taart en bonbons, gaan op tijd naar bed, schelden binnensmonds in het verkeer en blokken vrije uren in de agenda. Maar zodra de magische grens van twee weken voorbij is, komt er geleidelijk aan de klad in.

Ondanks al die inzichten, heb ook ik me schuldig gemaakt aan dit fenomeen. Een flink aantal jaren geleden besloten een goede vriendin en ik om in januari te starten met fitness. Dan kon slecht weer tenminste geen slap excuus vormen om onder de broodnodige beweging uit te komen, die immers -zo weten we allemaal- goed is voor lichaam en geest. Dat er een sauna in het complex zat waar we gratis gebruik van konden maken, was een extra cadeautje. Dat betekende dat we niet alleen door inspanning kilo’s zouden verliezen, maar ook dat vochtafdrijving de score op de weegschaal positief zou beïnvloeden.
Maar wat moest ik dan aantrekken tijdens mijn bezoekjes aan de sportschool? Een strak lycrapakje zou mijn figuur benadrukken, wat in die fase nog absoluut ongewenst en zelfs onverantwoord was. Na een paar maanden, als ik wat strakker in mijn vel zou zitten, zou ik als beloning voor het harde werk allicht over kunnen gaan tot de aanschaf van zo’n blinkend strak roze fris-en-fruitig-fitness-topje mét bijpassende broek, die mijn spieren extra goed deden uitkomen. Aangezien dat geen optie was in de aanloopfase, viel mijn keuze uiteindelijk op een los zittende sportbroek met oversized shirt.
Op de sportschool aangekomen, kregen we een korte instructie, waarna we aan ons lot overgelaten werden. Enigszins giebelend begonnen we aan ons nieuwe sportavontuur. De loopband leek mij een veilig begin. Terwijl ik probeerde uit te vogelen hoe het computergestuurde, zeer geavanceerde apparaat werkte, nam mijn vriendin plaats op een fitnesstoestel waarop ze met haar knieën een bepaald gewicht naar buiten moest drukken. Nadat ik op alle mogelijke knoppen had gedrukt en de band langzaam in beweging had weten te krijgen, keek ik triomfantelijk om naar mijn lotgenoot die suggestief met haar ogen rolde terwijl ze wijdbeens hijgend haar oefeningen af begon te ronden.

Binnen enkele minuten echter klom de snelheid van de loopband op naar een helse hoogte, zodat ik bijna naar achteren getorpedeerd werd. Blijkbaar een verkeerd programmaatje gekozen dat voor de gevorderde lycra-pakjes was bestemd. Krampachtig probeerde ik te voorkomen dat ik afgevuurd werd als levende kanonskogel en spurtte wanhopig naar voren, ondertussen keihard mijn best doend om de illusie te wekken dat het ging om een uitgekiend onderdeel van mijn sporttraining dat ik met gemak uitvoerde. Waarschijnlijk een vergeefse poging, aangezien ik een geluid maakte als een stoomlocomotief en de kleur van mijn hoofd dieppurper moet zijn geweest. Met een laatste krachtsinspanning gaf ik mijn arm een zwieper en lukt het me de rode noodknop in te drukken, waardoor de band tot stilstand kwam. Schijnbaar onvermoeid en elegant probeerde ik van de monsterlijke band af te springen, maar zakte zowat door mijn hoeven toen die trillend de grond raakten.
De week daarop presteerde ik het om flauw te vallen, onder de ogen van een instructeur die geschrokken de inhoud van een fles sportdrank in mijn keel mikte. “Beter eten de volgende keer”, adviseerde hij mij, waarna ik weer met een rode kop, dit keer van schaamte, huiswaarts keerde.
Ik hield het nog enkele weken vol, maar heb daarna mijn nooit bereikte lycrapakje figuurlijk aan de wilgen gehangen. Ik nam me voor nooit meer aan fitness te doen. Want dat leek me wel zo gezond, voor mijn lichaam én mijn geest…

Let’s party!

Een tijdje geleden werd ik door een vriendin uitgenodigd om deel te nemen aan een Tupperware-party.
‘Bestaan die nog?’, vroeg ik verbaasd.
‘Uiteraard’, antwoordde ze verontwaardigd en keek alsof ik van een andere planeet kwam.
Acuut klapte ik mijn kaken op elkaar. Ik wilde namelijk net voor de eer bedanken met de opmerking dat ik deze bijeenkomsten het toppunt van burgertruttigheid vind, maar het was wel duidelijk dat ik haar daarmee diep zou krenken. Gauw zocht ik naar een ander legitiem klinkend excuus, maar ze was me voor. ‘Bespaar me je zwakke smoesjes en kom gewoon voor de gezelligheid. Je hoeft écht niets te kopen.’
Voor dat argument was ik gevoelig, want ik ben zo iemand die zich verplicht voelt om na iedere demonstratie iets aan te schaffen. Zo zitten mijn kasten tjokvol knutselwerkjes van anonieme hobbyisten die hun inspanningen op braderieën tentoonstellen.

Kortom: ik was van de partij. Bij binnenkomst lagen de brochures, artikelen, hapjes en prijslijsten al klaar. Er werd namelijk ook gekookt om te visualiseren hoe een en ander werkt en te laten ervaren hoe gelukkig iedereen wordt van deze handige materialen. Er waren meerdere dames gevraagd en bij het aanschouwen van het veelbelovende keukengerei slaakten ze enthousiaste kreetjes. In dat stadium keek ik alleen nog maar geïnteresseerd naar de pen die naast onze bestellijst lag en vroeg me af of die gratis was.
Al snel kwamen de anderen op dreef. Voorwerpen werden bekeken, gretig betast en uitgeprobeerd. Enige belangstelling veinzend informeerde ik af en toe naar de prijs van een wonderartikel. Die waren niet voor de poes, maar, zo werd gezegd, op de producten zit Levenslange Garantie!! Dat wekte mijn interesse. Terwijl huwelijken met bosjes tegelijk sneuvelen, beloven deze fabrikanten levenslange trouw!

Langzaam begon er iets te kriebelen in mijn zorgcentrum. Nooit willen mijn taarten rijzen, mijn sauzen schiften consequent en soep komt bij mij uit blik. Maar nu gloorde er hoop… “YES I CAN!!!” schreeuwde ik inwendig en liet mijn scepsis vallen. Verlangend beroerde ik de ergonomisch verantwoorde garde waarmee ik het perfecte deeg en die smeuïge saus kon kloppen. Voortaan zou manlief rechtstreeks naar huis racen in plaats van een omweg te maken om nog even voor te snacken. Watertandend zou hij de oven opentrekken, benieuwd naar welke culinaire baksels mijn nieuwe hapjesvorm zou bevatten. Vol bewondering zou hij toekijken hoe ik in mijn nieuwe bloemetjesschort in mijn goed gefaciliteerde keuken jongleerde met vlijmscherpe messen mét softgrip. Ik zou hem overstelpen met gezonde smoothies, gemaakt met mijn gebruiksvriendelijke sapcentrifuge en ik zou pronken met smakelijke biologische salades, stijlvol gearrangeerd in duurzame schaaltjes.
Voor ik het wist, hoorde ik mezelf een slagroomspuit, een taartdoos én een slakom bestellen.

Gisteren kwam ik ze ineens weer tegen, tijdens een halfslachtige poging mijn rommelkast op te ruimen. Ze lagen nog altijd onaangeroerd tussen alle andere zorgvuldig bewaarde spullen die ooit hun nut hopen te bewijzen. Even twijfelde ik, maar sloot toen vastbesloten de kastdeur. Het komt niet op een jaartje. Ik heb nog levenslang de tijd…

Lenteschoonmaak

De lente komt eraan! Heerlijk, die frisse geuren. De vruchtbare aarde spuugt op schijnbaar willekeurige plaatsen bloemen uit en de vogels kwetteren om het hardst. Deuren en ramen worden weer wijd opengezet. Vaarwel winterse kou en welkom zoete lentelucht!
Helaas ontbeer ik de schoonmaakwoede waarmee veel van mijn soortgenoten de plafonds, plintjes en lampenkappen in deze periode te lijf gaan en een biologisch verantwoord sopje geven. Wel ken ik de behoefte om eens flinke opruiming te houden. Dit jaar besluit ik met mijn kledingkast te beginnen. Die puilt uit en ik neem mezelf voor om kritisch te zijn bij de keuze welk kledingstuk wel en niet mag blijven.

Eén voor één pak ik ze vast. Daar is die rok die niet meer past, maar ja, stel dat ik over een half jaar mijn ideale gewicht heb bereikt… Het model is tijdloos, de stof aangenaam zacht en de kleur staat me goed. Ik hang de rok terug en trek er een broek uit. Die is op dit moment te groot, maar ja, stel dat mijn gewicht straks om wat voor reden dan ook toeneemt… Het zou niet de eerste keer zijn, ten slotte. De broek belandt terug in de kast. Mijn handen vinden vervolgens per toeval drie T-shirts die weggemoffeld liggen in een hoek. Daar kleven leuke herinneringen aan. Die zwarte met gouden opdruk, die kan echt niet meer nu ik veertig-plus ben. En die witte schijnt door. Die lichtgele heeft een vlek op de achterkant. Voor ik het weet, heb ik ze netjes opgevouwen en leg ik ze terug op de plank. Het zijn uiteindelijk prima klus-shirts. En anders trek ik ze wel aan onder een vest. Na een uurtje heb ik alles vastgehad, met als resultaat één miezerige sjaal die weg mag.

Met het gevoel gefaald te hebben, richt ik me op de spullen op zolder. Als je iets een jaar niet hebt aangeraakt, mis je het niet en kun je het dus weggooien, luidt het devies. Dat belooft een flinke inkrimping van de huisinventaris. Met grote huisvuilzakken en lege dozen start ik volle goede moed met mijn afslankingsoperatie. Dit moet me gemakkelijker en sneller afgaan dan een dieet, denk ik nog.
De eerste doos bevat allerlei romans, verzameld in twintig jaar tijd en al heel lang niet meer gelezen. Prachtige omslagen beloven avonturen vol hartstocht en spanning. Goh, eigenlijk best leuk om weer eens te lezen, want ik heb geen idee meer hoe ze aflopen. En anders nog leuk voor de kinderen later. Bewaren dus nog maar.

Dan de volgende doos. Daarin zitten kaartjes van dierbaren die ik kreeg toen mijn moeder plotseling overleed. Ik ga er eens rustig voor zitten en reis terug in de tijd. Hoe moeilijk het ook was, uit de hartverwarmende steunbetuigingen putte ik veel kracht. Die kan ik onmogelijk weggooien. Vastberaden stop ik de kaartjes terug in de doos.
Dan kom ik een eigengemaakt boekje tegen met daarin tekeningen van mijn vroegere klasgenootjes van de basisschool. Die hadden ze voor mij gemaakt toen ik plots in het ziekenhuis belandde. Dat gebaar betekende destijds heel veel voor me. Iedere tekening had ik bestudeerd. Wie had wat getekend? En had die leuke jongen van de klas er nog iets speciaals bij geschreven? Als ik dat boekje bij het oud papier gooi, lijkt het of ik ook die herinnering wegspoel. En dat voelt niet goed.

Dan vangen mijn ogen een stapel foto’s van vroeger. Daarop staan de mensen met wie ik ben opgegroeid en die mij mede hebben gevormd tot degene die ik nu ben. Gefascineerd blader ik door dit stukje geschiedenis dat op papier is gevangen. Ik herbeleef mijn jeugd, waarbij ik soms weemoedig zucht en soms geluidloos lach.
Een paar uur later heb ik nog steeds niets weggegooid. Ik besluit het op te geven. Volgend jaar maar weer een poging. Ik zet het raam van de zolder wijd open en laat de frisse lucht binnenstromen. Heerlijk, die lente!

In blijde verwachting!

Ik ben in blijde verwachting. En dat op mijn 47ste!
In dit geval gaat het echter om de geboorte van mijn tweede boek. Volgende week komt de proefdruk binnen. Nu ik erover nadenk, is het opmerkelijk hoeveel gelijkenissen er zijn met het baren van een kind.
Tegen de tijd dat ik uitgerekend was, wilde ik dat alles klaar stond om onze baby een goede start te geven. Dus moest het huis ‘babyproof’ en de babykamer niet alleen gereed, maar ook spic en span zijn, de luiers moesten klaarliggen, de kleertjes gewassen en opgevouwen en de geboortekaartjes zo goed als af. Tegen de tijd dat ik moest bevallen, was ik dan ook bekaf en heb ik onder invloed van de hormonen de term ‘in blijde verwachting zijn’ regelmatig verfoeid.

Veertien jaar later maak ik min of meer hetzelfde mee. Want de afgelopen periode heb ik van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat zitten werken om de laatste correcties door te voeren. Daarnaast moet ik mijn publiciteit op orde houden, contacten met de boekhandels leggen, bestellingen verwerken, administratie voeren, kaft en boekomslag ontwerpen en werd het de hoogste tijd dat ik weer eens een column ging schrijven ;-).
Twee maanden geleden was ik nog in de stellige overtuiging dat ik zeeën van tijd had. Ik was nagenoeg klaar met de boekteksten en had geleerd van de valkuilen die ik had ondervonden bij Icea, Schreeuw van de Vuurvogel. En dus zou het deze keer van een leien dakje gaan.
Dacht ik…
Want nu het drukken dichterbij komt, ontdek ik allerlei kleine tekstuele dingetjes die me ineens irriteren en dus anders moeten. Als ik enkele woorden vervang, is plotseling de opbouw van de pagina anders, waardoor de lay-out aangepast moet worden. Dan zijn de instellingen op miraculeuze verdwenen en zit ik naar een document te kijken dat ik niet meer herken. Jakkes, hoe kan dat nou? En het lezen duurt toch wel langer dan ik geschat had. Gisteren nog zat ik met mijn handen in het haar. Mijn ogen prikten van het langdurig staren naar het beeldscherm.

Ik had verwacht dat het boek er nu al zou zijn, maar net als mijn twee schatten van kinderen die allebei weigerden op de uitgerekende datum acte de présence te geven, ziet ook De Kroon van Trevon niet op de geplande datum het levenslicht. Vermoedelijk zal ik straks alle inspanningen en stress vergeten zijn en alleen maar blijdschap en dankbaarheid voelen, precies zoals ik ervaren heb toen ik mijn kinderen eindelijk in mijn armen kon houden, nadat ik ze -meer dan- negen maanden binnenin me had voelen groeien.
En daar hebben we overigens een opvallend verschil te pakken, want de drachttijd van mijn boeken overstijgt die van de olifant! Zou zo’n olifant op het eind nou ook zo’n stress ervaren, vraag ik me dan af. Nou is dat vast ergens op internet te vinden, maar die zoektocht kan ik me niet permitteren. Ik heb wel wat anders te doen!

Bedankt!

Met een verliefd gevoel staar ik naar het boek dat voor me ligt. Ik pak het op en aai voorzichtig over de kaft, alsof ik bang ben dat de letters zullen verdwijnen als ik er te hard over wrijf. Ik kan nog steeds maar amper geloven dat dit mijn eigen product is.  Ieder woord van het verhaal heb ik zelf verzonnen. Alhoewel… Strikt genomen is dat niet waar. Want mijn lieve en analytisch zeer scherpe man heeft zich opgeofferd om als redacteur te dienen en heeft zeer regelmatig suggesties ter verbetering gedaan. Sommigen daarvan zijn door mij zonder protest in dankbaarheid aanvaard, maar zeker zoveel keren heb ik mijn woordkeus strijdlustig verdedigd en zijn aanwijzingen eigenwijs weggewuifd. En soms zelfs was mijn ego diep gekwetst. Maar al naar gelang het proces vorderde, leerde ik gaandeweg te begrijpen dat deze kritische kanttekeningen mijn boek alleen maar ten goede kwamen. Mijn gepijnigde zieltje leed echt geen onherstelbare schade als ik een ongezouten mening ter harte nam.

Eigenlijk moet ik dus stellen dat ik dit boek niet alleen geschreven heb. Want zonder zijn bemoeienis en niet aflatende inzet, was dit boek er in deze vorm nooit gekomen. En ook niet als mijn kinderen geen begrip op hadden kunnen brengen voor het feit dat hun mama midden in haar ‘creatieve fase’ zat, wat erop neerkwam dat ik lijfelijk in Roosendaal aanwezig was, terwijl ik in gedachten in een totaal andere wereld rondzwierf. De keren dat ze iets moesten herhalen omdat het niet tot me doordrong wat ze zeiden, zijn niet te tellen. Maar nooit namen ze me dat kwalijk, althans, niet dat ik weet. Maar ik moet eerlijk bekennen dat hun ergernis in dat geval ook volledig aan me voorbij is gegaan.

Dit boek had ik ook nooit in mijn handen kunnen houden, zonder de enthousiaste reacties van de club lezers die bereid was om mijn manuscript te lezen. Edith, Miranda, Diana, Ties, Leah, Hans, Ad en Anna, bedankt dus voor jullie feedback en jullie steun. Stuk voor stuk hebben jullie mij het vertrouwen gegeven dat ik mezelf een schrijfster mag noemen. Jullie mening, die van de lezers, vertelt mij alles wat ik moet weten om hiermee door te gaan.

Het bewandelen van mijn eigen weg, zal hobbelig zijn. Want schrijven is een andere tak van sport dan boeken verkopen. Net zoals ik liever fotografeer dan zelf op de foto te gaan, verzin ik liever verhalen dan dat ik ze aan de man moet brengen. Maar ik heb het mezelf beloofd. Na alle lovende reacties, durf ik mijn verhaal te delen met anderen. Doodeng vind ik het. Om mijn hoofd boven het maaiveld uit te steken, maakt me kwetsbaar. Het niet doen, voelt alsof ik mezelf begraaf. En dat is het laatste wat ik wil. Dus stap ik over mijn verlegenheid en angst heen en presenteer met bibberende benen, maar ook met trots mijn debuutroman: Icea, Schreeuw van de vuurvogel. Ik hoop dat iedereen die het leest net zo meegesleept wordt in het verhaal als ik. Mocht dat zo zijn, laat het mij en anderen dan vooral weten!